Aanpak en instrumenten
Tegenover de sloop van 83 woningen staat het terugbouwen van circa 45 woningen, zo heeft Lefier becijferd. Per saldo vindt dus ‘verdunning’ plaats: de woningvoorraad wordt verkleind. Dit proces moet in de pas lopen met de krimp van de bevolking. Te weinig verdunnen geeft leegstand, te veel verdunnen leidt tot een gedwongen uitstroom uit Musselkanaal – beide wil Lefier voorkomen. Om een strategie te kunnen ontwikkelen die toekomstbestendig is, zijn de kernwaarden van Musselkanaal onderzocht. Geconcludeerd wordt onder meer dat vervangende woningen bij sloop/nieuwbouw primair aan de linten gebouwd moeten worden en niet in de Florawijk zelf. Door in te zetten op ‘wonen aan het lint’ wordt het centrumgebied van Musselkanaal versterkt. In de Florawijk moet vooral ingezet worden op ‘robuust groen’.
Resultaten en leerpunten
De twee scenario’s (terugbouwen van woningen op de huidige locatie in de Florawijk versus het bouwen in het lint) zijn doorgerekend. Conclusie: scenario twee is bijna vijf miljoen euro duurder. De meerkosten zitten vooral in het afboeken van de grond in de Florawijk, de aankoop van opstallen in het lint (duur) en de dubbele sloopkosten (in de Florawijk en in het lint). Dekking hiervan zou gevonden kunnen worden in middelen van Lefier én cofinanciering door gemeente, provincie en fondsen.
Een strategie waarbij bouwen in het lint voorrang krijgt, vraagt echter om meer dan een financieel arrangement. Om prijsopdrijving te voorkomen moeten gemeente en Lefier alert reageren op aankoopkansen die zich hier voordoen. Het betekent een flexibele aanpak, die heel anders is dan het planmatig terugbouwen van een x-aantal woningen op een bekende locatie. Hoeveel woningen precies terugkomen, waar en op welk moment: het is verborgen in de toekomst. Wanneer partijen met deze aanpak instemmen, moeten ze zich bewust zijn van de verwachtingen die deze keuze met zich meebrengt.
Met gemeente, winkeliers, bewoners, BCM en Lefier wordt de komende tijd verder gewerkt aan het experiment ‘Waardestrategie’. Daarin wordt gestreefd naar een gezamenlijk toekomstbeeld voor het dorp, uit te werken in onder meer een stedenbouwkundige visie die de krimp begeleidt. Thema’s als waardeontwikkeling, maatschappelijk rendement van extra investeringen en mogelijkheden voor cofinanciering worden hierin expliciet meegenomen.