Vier vragen achteraf

Enno Zuidema en Roos Galjaard
Het experimentenjaar zit erop, het Gronings Gereedschap ligt voor. Hoogste tijd om het resultaat wereldkundig te maken en lessen te trekken uit de manier van werken. Als afsluiting van deze publicatie daarom in gesprek met Enno Zuidema en Roos Galjaard, die het experimentenjaar van zeer nabij volgden. Hoe kijken zij terug en vooruit, wat nemen zij mee in hun eigen ‘gereedschapskistje’?

Jullie hebben het experimentenjaar opgestart, de bijeenkomsten georganiseerd en ervoor gezorgd dat het Gronings Gereedschap nu gebundeld is. Hoe beoordelen jullie het resultaat?

Zuidema: ‘Ik denk dat het experimentenjaar ons op meerdere terreinen zaken heeft opgeleverd. Het Gronings Gereedschap springt natuurlijk naar de voorgrond. Het is breed inzetbaar. Bovendien is het passend en financieel gedifferentieerd per opgave. Geen standaardrecept dat je overal even uitrolt, maar per situatie heel secuur kijken en dan nagaan: wat past hier het beste bij? Waarbij het gereedschap overigens nog steeds in ontwikkeling is; er kunnen altijd nieuwe instrumenten bijkomen en dat zal de komende tijd zeker gebeuren. Het is een levend document, dat hopelijk door veel mensen bekeken en gebruikt gaat worden.
De toegankelijkheid van het Gronings Gereedschap komt ook zeker door de mooie grafische en aansprekende vertaling die DAAD Architecten daarvan heeft gemaakt. Al tijdens de experimentendagen merkten we dat het heel goed werkt wanneer je een experiment in een schema neer zet; mensen overzien dan veel sneller het geheel. De vormgevers van Sgaar hebben daar weer een aansprekende vormgeving overheen gelegd. Met dit mooie eindproduct doen we recht aan de inzet van al die mensen die in het experimentenjaar hebben meegedaan. Leren doe je samen! We hebben geleerd van het hele krimpgebied; van de bewoners, de experts, de experimenthouders, de bestuurders die de “guts” hebben gehad om ons te laten experimenteren en iedereen die dat in dit jaar deelde en daarmee bijdroeg aan het succes. Ook dat is een prachtige opbrengst.’
Galjaard: ‘Daarnaast zijn de inzichten over de omvang van het probleem en de manier waarop je het zou kunnen aanpakken – en op welk moment – heel waardevol. Dat heeft het experimentenjaar ook ondubbelzinnig duidelijk maakt: het probleem is groeiende. Het aantal leegstaande woningen en “rotte kiezen” neemt de komende jaren snel toe. De opgave wordt enorm groot en de achterstanden die daardoor ontstaan, zoals in termen van onderhoud, eveneens. Niets doen is geen optie.’

Met dat laatste raken we aan een punt dat regelmatig terugkomt: de spanning tussen particulier bezit en publieke verantwoordelijkheid. Met andere woorden: komt er een moment dat de overheid moet ingrijpen?

Galjaard: ‘We zien in het gebied dat de gevolgen van leegstand niet alleen maar de eigenaren raken. De verstoring van de woningmarkt heeft belangrijke maatschappelijke effecten. En dat in een gebied waar de bewoners het toch al niet gemakkelijk hebben. Sociaal-economische achterstanden zijn hier groter dan in de rest van Nederland, daar komen de aardbevingen als extra negatieve factor dan nog eens bij.
Als dan ook nog de woningmarkt wegzakt, kun je dat mensen niet individueel aanrekenen. Daar moet op een gegeven moment hulp bij komen.’
Zuidema: ‘Niettemin is de particulier wel het aangrijpingspunt waar veel van de experimenten bij aanhaken. De particulier is zelf ook verantwoordelijk om met zijn situatie aan de slag te gaan. En er is veel energie en creativiteit bij mensen zelf. Er zullen ook mensen zijn die niet mee willen doen; voor hen wordt onder meer gedacht aan aanschrijving op basis van welstand. Ook dat is onderdeel van het Gronings Gereedschap: de “wortel”, maar ook de “stok”. Ze horen ook duidelijk bij elkaar. Stimuleren en faciliteren helpt vaak, maar in veel situaties helpt de aanwezigheid van de stok evenzeer; de mogelijkheid om onderhoud af te dwingen.
Dit is zeer toegankelijk en wettelijk juist gereedschap, het helpt om grenzen en normen aan te geven. Zeker als je zoals in De Marne gebeurt de bewoners betrekt in het benoemen en aanwijzen van de aan te pakken situaties.’

De experimenten laten zien dat oplossingen eerder mét dan vóór de bewoners worden ontwikkeld. Zij maken echt onderdeel uit van het geheel. Hoe kijken jullie daar tegenaan?

Zuidema: ‘Als het experimentenjaar iets duidelijk heeft gemaakt, is het wel dat de persoonlijke benadering doorslaggevend is. We hebben mensen nodig die oog hebben voor de gehele breedte van de problematiek en het vraagstuk. Die inzien dat er achter een slecht onderhouden huis ook een sociaal-economisch probleem schuil kan gaan.’
Galjaard: ‘En de timing is daarbij ook van belang. Zo vroeg mogelijk met bewoners aan de slag gaan, ook dat werkt. Waar zit het probleem, wat zijn mogelijke oplossingen, welke kunnen eerst en welke moeten later, hoe bouwen we aan de toekomst? Mensen kunnen daar heel goed zelf over meepraten en met ideeën komen.’

Het geld tenslotte is altijd een hot item. Hoe gaan we de aanpak van de particuliere woningvoorraad betalen?

Galjaard: ‘Ook hiervoor geldt dat er niet één oplossing is. Aan de ene kant kosten krimp en het onttrekken van woningen aan de voorraad echt geld, dat ziet iedereen. Daar staan geen opbrengsten tegenover. We hebben daar een Gronings Woningfonds voor nodig waar meerdere partijen aan bijdragen, juist gezien de grote maatschappelijke impact van het probleem. Maar daarnaast liggen er rond woningverbetering en verduurzaming wel degelijk kansen voor andere “verdienmodellen”.’
Zuidema: ‘Investeringen die daarmee gepaard gaan verhogen comfort en kwaliteit en kunnen wel degelijk terugverdiend worden. De bijdrage van de overheid kan zich hier beperken tot de financiering van de investering. Zo zullen we ook op het vlak van het geld heel secuur moeten kijken waar precies behoefte aan is en hoe dat slim kan worden ingezet, in de geest van het experimentenjaar en het Gronings Gereedschap. Ik zie hier ook een belangrijke rol weggelegd voor de Grote Coalitie van ondernemers en maatschappelijke organisaties die onder leiding van gedeputeerde Marianne Besselink is gevormd. Als er doorbraken op financieel-economisch terrein nodig zijn, komen ze uit die groep, is mijn hoop.’
Galjaard: ‘Het 10 Punten Plan dat de Grote Coalitie heeft opgesteld kijkt nadrukkelijk naar de toekomst: het experimentenjaar houdt niet op, hier en nu. De presentatie van het Gronings Gereedschap is eerder een nieuw vertrekpunt. Aan veel van de experimenten zal in 2015 weer hard gewerkt worden en de partijen uit de Grote Coalitie spannen zich in om – binnen en buiten hun eigen organisaties – dit thema verder te brengen. En we gaan eraan werken om het netwerk rondom de experimenten in stand te houden en waar mogelijk uit te breiden: deze “community” moet doorgaan. Daar gebruiken we onder meer de website www.groningsgereedschap.nl voor. Het wordt dus opnieuw een spannend jaar!’