Vier vragen vooraf

foto: Alex Wiersma, provincie Groningen
De provincie Groningen speelt een belangrijke rol als ‘aanjager’ van het experimentenjaar ‘Particuliere Woningvoorraad in Krimpend Groningen’. Gedeputeerde Marianne Besselink, met ‘krimp’ in de portefeuille, volgt het proces op de voet en spant zich in om een Grote Coalitie van partijen bij elkaar te krijgen. Deze Coalitie kan de problematiek rond particuliere woonvoorraad bredere bekendheid kunnen geven en de aanpak van steun en expertise voorzien. Vier vragen aan Marianne Besselink over hoe zij het experimentenjaar heeft beleefd.
Hoe belangrijk is dit experimentenjaar, ook in relatie tot jullie al langer lopende krimp-aanpak?
‘Heel belangrijk. In het begin van onze discussie hoe we het beste met krimp konden omgaan ging het vooral om de huurwoningen. De corporaties staan voor een ingrijpende sloop-transformatie opgave en hebben deze ook al opgepakt. Niet lang daarna kwam echter het besef dat een visie op de situatie in de particuliere woningvoorraad minstens zo belangrijk is. Daar spelen, met name bij goedkope woningen, complexe problemen en is een overaanbod onontkoombaar. Hoe krijgen we daar grip op? De corporaties zijn “georganiseerde” partijen, dat zijn particuliere eigenaren veel minder. Nergens in Nederland is daar al een afdoende antwoord op geformuleerd. We zijn dus echt aan het pionieren en het experimentenjaar is daar een volgende stap in.’
Wat maakt de aanpak van het eigenwoningbezit zo complex?
‘Je raakt de draagkracht en de financiële toekomst van mensen. In eerste instantie zijn we geneigd te zeggen: dit is een particulier probleem en de eigen verantwoordelijkheid van woningbezitters. Maar wat doen we als een slecht onderhouden, vervallen of leegstaande woning leidt tot verloedering en een negatieve uitstraling heeft op de omgeving? En zeker als dat een negatieve spiraal wordt waardoor de aantrekkelijkheid van een gebied en de waarde van woningen steeds verder onder druk komen te staan? Dan heeft de staat van particulier eigendom gevolgen voor de leefbaarheid van een hele gemeenschap. Daar kunnen en mogen we de ogen niet voor sluiten.’
Het constateren van het probleem is één, er iets aan doen is twee.
‘Het experimentenjaar maakt duidelijk dat er niet één blauwdruk is. De grote winst van de gereedschapskist die de afgelopen maanden is gevuld, is dat per situatie een mix van instrumenten kan worden toegepast. Maar ook dat daarbij allerlei verschillende partijen samen moeten werken. Ze kunnen daarbij een keuze maken uit het Gronings Gereedschap. Voorschrijven van bovenaf werkt niet, het gaat juist om individuele gevallen die individueel behandeld moeten worden. Iedereen krijgt meer houvast: bewoners, banken, gemeenten.’
Hoe krijgt u die partijen aan boord in het vervolg van de aanpak?
‘We hebben vele partijen het afgelopen jaar benaderd en mijn indruk is: niemand kijkt weg. Maar we weten ook: niemand kan dit alleen. Samen moeten we de oplossing vinden en dat lukt alleen als partijen over hun eigen schaduw heen durven stappen. In dit gebied zijn we al langer gewend samen te werken. In die traditie gaan we verder en moeten we ook op dit terrein stappen zetten. Daarbij volgen we wat mij betreft een tweesporenbeleid. Spoor één: lokaal de problemen van bewoners oplossen. Bijvoorbeeld door eigenaren te verleiden hun woning op te knappen. Maar ook door mensen die dat niet willen formeler aan te schrijven. Dat is het goede van de gereedschapskist: het zit er allemaal in. En spoor twee: partijen vinden die mee willen denken over oplossingen.
Dat vraagt om ambassadeurs die het thema landelijk verder op de agenda zetten en uitdragen.’