Jan Willem van de Groep, transitie-expert

Als programmaregisseur van de Energiesprong werkt Jan Willem van de Groep aan een duurzamer Nederland. Kern van één van zijn concepten is dat bewoners zelf via een lagere energierekening geld vrijspelen voor investeringen in ‘groener’ wonen. Is dat ook iets voor een krimpgebied?

‘Ik ben benaderd voor het begeleiden van de experimenten vanuit de combinatie verduurzaming-krimp. De businesscase die ik voor één van de programma’s van Energiesprong, de Stroomversnelling, heb ontwikkeld heeft mogelijk ook daarvoor relevantie. Bij de Stroomversnelling draait het om het besef dat een energierekening een bepaalde “waarde” vertegenwoordigt. Die waarde moet je dan in één klap contant maken, waardoor je de ruimte creëert voor investeringen in een verduurzamingsconcept. Het fenomeen krimp was mijzelf ook niet onbekend; ik heb hiervoor bij enkele Achterhoekse woningcorporaties gewerkt en daar speelde het ook. Bij de SEV deden we ook al veel aan krimp en het werken met experimenten was daar uiteraard dagelijkse kost. Ik juich die manier van “pionieren” dus zeker toe en heb er om die reden in dit project ook flink zitten duwen op de vraag: wat is precies het experiment, wat wil je bereiken en het allerbelangrijkste: wat is het opschalingsperspectief? Voor het spiegelen op dat laatste aspect voelde ik wel een soort van noodzaak.’

Tijdelijk geld

‘Kijkend naar de experimenten dan zijn ze misschien niet allemaal dat predikaat waardig, in de zin dat ze opschaalbaar zijn naar de krimpproblematiek als geheel. Sommige liepen ook al en zijn ingevaren in dit programma. Maar dat betekent nog niet dat je ze op voorhand moet uitsluiten. Ook “projecten” kunnen van waarde zijn en lokaal hun impact hebben – daar ben ik zeker niet op tegen. Ik ben vooral onder de indruk van de sociale dimensie van de experimenten. Een stichting die bijvoorbeeld “rotte kiezen” in het dorp aanpakt en inzet voor sociale doelen, heel interessant. Helemaal als dat gebeurt op een manier die niet veel geld vraagt en daarmee elders ook na te volgen is. Ik geloof namelijk niet in een aanpak waarbij de overheid tijdelijk grote zakken geld doneert, waarna het een schone dood sterft. Die zakken met incidenteel geld heeft lang niet iedereen en ze ontnemen vaak ook het zicht op een lange termijn perspectief. Een sluitende businesscase is essentieel, ook als voorwaarde voor een geslaagd experiment. Als een overheid besluit structureel mee te investeren is dat natuurlijk prima, maar dan moet dat commitment wel voor lange tijd worden aangegaan.’

Radicaal principe

‘In de eigen kracht van mensen kunnen we nog veel ontdekken.
Die is op kleine schaal al te mobiliseren. En als de actorencontext niet te ingewikkeld is, kun je zo’n “recept” zeker herhalen – ik geloof daar wel in. Niet om alle wereldproblemen mee aan te pakken, maar wel om lokaal een verschil te maken. Of het denken van de Stroomversnelling ook in een krimpgebied mogelijk is? Goede vraag. De principes van de Stroomversnelling zijn vrij radicaal en zijn op dit moment alleen nog met grotere partijen in de bouw- en vastgoedwereld te realiseren.
Dat maakt het lastig om die aanpak nu al in te voeren bij experimenten als deze, waar primair – en begrijpelijk – gekozen wordt voor het werken met lokale partijen. We gebruiken de energierekening om woningen vrij ingrijpend te renoveren voor een prijs die 50 procent lager is dan een traditionele benadering. Dat kunnen nog maar weinig partijen.
Je moet anders inkopen, anders financieren, anders de klanten benaderen en industrieel produceren. Laat onverlet dat wanneer er Noordoost-Groningen een stroomversnellingsoplossing ontwikkeld zou worden, we bepaalde buurten en wijken wel degelijk zouden kunnen vitaliseren. De woonlasten van mensen blijven stabiel, maar woonkwaliteit en comfort gaan wel vooruit – en daarmee de leefbaarheid. Vooral voor het bezit dat je duurzaam voor de toekomst wilt behouden kan dat interessant zijn. De lokale bouw kan daar overigens een prima rol in blijven spelen.’

"Sluitende businesscase is essentieel"

Betrek bouwsector erbij

‘Een belangrijk aspect daarbij is wel dat er anders met de hele bouwkolom wordt omgegaan. Bouwbedrijven worden nu teveel als de leverancier van bouwcapaciteit gezien en niet als bedenker van slimme concepten. Ik zie dat ook aan de discussie over de aardbevingen: de uitvoering wordt als een “gegeven” gezien. Terwijl de vraag is of de bouwsector niet veel slimmere, geïndustrialiseerde concepten kan bedenken. Het gaat om het creëren van de condities waaronder vernieuwing tot stand kan komen. Bij de experimenten in dit experimentenjaar heb ik dat ook aangedragen: ga in een vroeg stadium met mogelijke realisatoren praten. Probeer het niet allemaal zelf te nadenken. Dat vraagt nog wel het nodige “omdenken”: corporaties en gemeenten zijn toch gewend gewoon zelf op te schrijven hoe het moet. Daag bedrijven maar uit om met concrete producten te komen.
Terugkijkend op het experimentenjaar heb ik mooie dingen gezien en bevlogen verhalen gehoord; er is veel van elkaar geleerd. Er zijn plenty initiatieven in Groningen, die kennis moeten we bundelen. Mensen weten vaak niet wat er allemaal al gebeurt, laat staan wat er aan knowhow in andere krimpgebieden in Nederland is ontwikkeld. Onderdeel van het Gronings Gereedschap moet daarom ook zijn dat hier zicht op ontstaat.’

De experts en de oogst van de experimenten

  • Rob Out, Ecorys

  • Jan Winsemius, Bureau middelkoop

  • Olof van de Wal, Platform 31

  • Maarten Noordhoff, Weusthuis Associatie

  • Jan Willem van de Groep, transitie-expert