
Bij het thema van koopwoningen in krimpgebieden speelt de financiële dimensie een niet te onderschatten rol. Het is het werkveld van adviseur Rob Out, die niet alleen experimenten heeft begeleid maar ook meedacht over de mogelijkheid van een ‘Gronings Woningfonds’, als collectieve achtervang.
Waar ziet hij kansen en bedreigingen?
‘Demografische processen kunnen ingrijpende gevolgen hebben. In een medische analogie met het menselijk lichaam kun je stellen dat vooral in de uiteinden de pijn wordt ondervonden – de periferie van Nederland dus. Mijn rol is dan om te onderzoeken wat er precies aan de hand is en wat mensen in de “eerste lijn” – vergelijkbaar met doktoren – kunnen doen om de patiënt beter te maken. Komt de patiënt beter uit de operatie dan ooit tevoren, overleeft hij maar krijgt hij wel een tik ervan mee, of is het begeleiden richting een waardig einde het hoogst haalbare doel? Ik heb het idee dat de partijen in dit gebied inzetten op de eerste optie: een oprecht streven om Noordoost-Groningen te resetten en een duurzame toekomst voor de woningen en de leefbaarheid te creëren. Wat in alle redelijkheid mijn eigen verwachtingspatroon is? Ik heb het antwoord niet panklaar, maar meen dat er aanzienlijke inspanningen geleverd moeten worden om zo dicht mogelijk bij het eerstgenoemde doel uit te komen. De kern van de boodschap is in ieder geval dat voor het transformeren van de woningvoorraad substantiële hoeveelheden geld nodig zijn. Het vinden van de goede bestemmingen daarvoor is niet het issue, maar wel: zijn er contribuanten te vinden die financieel willen bijdragen?’
Niet sexy
‘Linksom of rechtsom heb ik nog niet het idee dat iedereen doordrongen is van de noodzaak om nu al diep in te grijpen. Ik begrijp dat ook wel: het is een feit dat de problematiek nú nog niet zo erg is. Om op dit moment preventief en tegen hoge kosten in te grijpen is niet erg sexy. Tegelijkertijd is de vraag: als we niet ingrijpen, waar landt dan de pijn? Als we niets doen, wordt de pijn ook alleen maar groter. Er zijn twee redenen c.q. mechanismen die maatschappelijk ingrijpen tegen hoge kosten rechtvaardigen. Als individuele Nederlanders onaanvaardbaar diep door hun bestaansbasis heen zakken. Of als het probleem heel veel voor gaat komen en daarmee een olievlekwerking krijgt, met besmettingsgevaar voor de omgeving. Ik denk dat de argumenten in eerste instantie uit die tweede lijn moeten komen. Wanneer “rotte kiezen” blijven etteren, is dat slecht voor de aangrenzende panden en daarmee de leefbaarheid voor de kern als geheel. Anders wordt het al met complete straatjes in stadsbuurten. Als ik daar nu doorheen loop, zie ik in sommige gevallen een bonte diversiteit aan woningen. In de ene voortuin wordt geparkeerd, in de andere staan Griekse beelden: het zijn zeker nog geen gebieden die collectief zijn “opgegeven”. Moet je daar nu een stadsvernieuwingsachtige machine op los laten, door kopers bijvoorbeeld te verleiden naar een sociale huurwoning te verhuizen?
Ik heb daar twijfels bij; misschien schuilt er achter de voordeur wel een grotere veerkracht dan sommigen denken.’
"Het doorrekenen is op een hoger plan beland"
Andere mening
‘Overigens is er niets mis met de stadsvernieuwing, maar we hebben simpelweg de middelen niet meer voor een grootschalige verwerving. Of ik heb ze nog niet gezien. En we moeten respecteren dat bewoners soms zelf een andere mening hebben dan de professionals. Uit het experiment van de stichting WOG blijkt dat bijvoorbeeld. Professionals komen letterlijk bij mensen over de vloer die in veel gevallen een tochtige koopwoning “waar je omheen kunt lopen” verkiezen boven een nette huurwoning van een corporatie, ook al is die van een hogere kwaliteit. Moet je dan toch ingrijpen? Los van dit soort lastige discussies is een van de belangrijke winstpunten van dit jaar dat het doorrekenen van ambities op een hoger plan is komen te staan. Plus dat we allerlei lessen hebben geleerd over bewustwording, manieren van kijken, competenties, mogelijke stappen en rollen van partijen. Dat zijn nadrukkelijk geen theoretische verkenningen, maar observaties die praktisch van waarde kunnen zijn. Verder hebben we rondom het Gronings Woningfonds zeker stappen gezet. De samenwerking in de Grote Coalitie is echt en tastbaar. Tot slot is er ook een groepsgevoel ontstaan bij alle experimenthouders. Mensen kunnen elkaar nu veel gemakkelijker vinden. Die verbondenheid is de basis om te onderzoeken hoe de opgedane kennis verder verspreid en in de praktijk gebracht kan worden. Er zijn maar weinig wielen die nog niet zijn uitgevonden, het is nu zaak om ze de juiste kant op te laten rollen en ervaringen te delen.’